Werkwoorden vervoegen
omwaaien (door de wind omvallen of doen omvallen)
Tegenwoordige tijd omwaaien
Ik waai om
Jij waait om
waai jij om?
U waait om
Hij/Zij/Het waait om
Wij waaien om
Jullie waaien om
Zij waaien om
Verleden tijd van omwaaien
Ik waaide om
Jij/U waaide om
Hij/Zij/Het waaide om
Wij waaiden om
Jullie waaiden om
Zij waaiden om
Voltooid deelwoord van omwaaien
omgewaaid
Tegenwoordig deelwoord van omwaaien
omwaaiend
omwaaien (waaiend omgeven)
Tegenwoordige tijd omwaaien
Ik omwaai
Jij omwaait
omwaai jij?
U omwaait
Hij/Zij/Het omwaait
Wij omwaaien
Jullie omwaaien
Zij omwaaien
Verleden tijd van omwaaien
Ik omwaaide
Jij/U omwaaide
Hij/Zij/Het omwaaide
Wij omwaaiden
Jullie omwaaiden
Zij omwaaiden
Voltooid deelwoord van omwaaien
omwaaid
Tegenwoordig deelwoord van omwaaien
omwaaiend