Werkwoorden vervoegen
officiëren
Tegenwoordige tijd officiëren
Ik officieer
Jij officieert
officieer jij?
U officieert
Hij/Zij/Het officieert
Wij officiëren
Jullie officiëren
Zij officiëren
Verleden tijd van officiëren
Ik officieerde
Jij/U officieerde
Hij/Zij/Het officieerde
Wij officieerden
Jullie officieerden
Zij officieerden
Voltooid deelwoord van officiëren
geofficieerd
Tegenwoordig deelwoord van officiëren
officiërend