Werkwoorden vervoegen
neurotiseren
Tegenwoordige tijd neurotiseren
Ik neurotiseer
Jij neurotiseert
neurotiseer jij?
U neurotiseert
Hij/Zij/Het neurotiseert
Wij neurotiseren
Jullie neurotiseren
Zij neurotiseren
Verleden tijd van neurotiseren
Ik neurotiseerde
Jij/U neurotiseerde
Hij/Zij/Het neurotiseerde
Wij neurotiseerden
Jullie neurotiseerden
Zij neurotiseerden
Voltooid deelwoord van neurotiseren
geneurotiseerd
Tegenwoordig deelwoord van neurotiseren
neurotiserend