Werkwoorden vervoegen
netflixen
Tegenwoordige tijd netflixen
Ik netflix
Jij netflixt
netflix jij?
U netflixt
Hij/Zij/Het netflixt
Wij netflixen
Jullie netflixen
Zij netflixen
Verleden tijd van netflixen
Ik netflixte
Jij/U netflixte
Hij/Zij/Het netflixte
Wij netflixten
Jullie netflixten
Zij netflixten
Voltooid deelwoord van netflixen
genetflixt
Tegenwoordig deelwoord van netflixen
netflixend