Werkwoorden vervoegen
neerplanten
Tegenwoordige tijd neerplanten
Ik plant neer
Jij plant neer
plant jij neer?
U plant neer
Hij/Zij/Het plant neer
Wij planten neer
Jullie planten neer
Zij planten neer
Verleden tijd van neerplanten
Ik plantte neer
Jij/U plantte neer
Hij/Zij/Het plantte neer
Wij plantten neer
Jullie plantten neer
Zij plantten neer
Voltooid deelwoord van neerplanten
neergeplant
Tegenwoordig deelwoord van neerplanten
neerplantend