Werkwoorden vervoegen
naturen
Tegenwoordige tijd naturen
Ik tuur na
Jij tuurt na
tuur jij na?
U tuurt na
Hij/Zij/Het tuurt na
Wij turen na
Jullie turen na
Zij turen na
Verleden tijd van naturen
Ik tuurde na
Jij/U tuurde na
Hij/Zij/Het tuurde na
Wij tuurden na
Jullie tuurden na
Zij tuurden na
Voltooid deelwoord van naturen
nagetuurd
Tegenwoordig deelwoord van naturen
naturend