Werkwoorden vervoegen
motorrijden
Tegenwoordige tijd motorrijden
Ik rijd motor; motorrijd
Jij/U rijdt motor; motorrijdt
Hij/Zij/Het rijdt motor; motorrijdt
Wij rijden motor; motorrijden
Jullie rijden motor; motorrijden
Zij rijden motor; motorrijden
Verleden tijd van motorrijden
Ik reed motor; motorreed
Jij/U reed motor; motorreed
Hij/Zij/Het reed motor; motorreed
Wij reden motor; motorreden
Jullie reden motor; motorreden
Zij reden motor; motorreden
Voltooid deelwoord van motorrijden
motorgereden
Tegenwoordig deelwoord van motorrijden
motorrijdend