Werkwoorden vervoegen
medeplegen
Tegenwoordige tijd medeplegen
Ik pleeg mede
Jij pleegt mede
pleeg jij mede?
U pleegt mede
Hij/Zij/Het pleegt mede
Wij plegen mede
Jullie plegen mede
Zij plegen mede
Verleden tijd van medeplegen
Ik pleegde mede
Jij/U pleegde mede
Hij/Zij/Het pleegde mede
Wij pleegden mede
Jullie pleegden mede
Zij pleegden mede
Voltooid deelwoord van medeplegen
medegepleegd
Tegenwoordig deelwoord van medeplegen
medeplegend