Werkwoorden vervoegen
inzoomen
Tegenwoordige tijd inzoomen
Ik zoom in
Jij zoomt in
zoom jij in?
U zoomt in
Hij/Zij/Het zoomt in
Wij zoomen in
Jullie zoomen in
Zij zoomen in
Verleden tijd van inzoomen
Ik zoomde in
Jij/U zoomde in
Hij/Zij/Het zoomde in
Wij zoomden in
Jullie zoomden in
Zij zoomden in
Voltooid deelwoord van inzoomen
ingezoomd
Tegenwoordig deelwoord van inzoomen
inzoomend