Werkwoorden vervoegen
invochten
Tegenwoordige tijd invochten
Ik vocht in
Jij vocht in
vocht jij in?
U vocht in
Hij/Zij/Het vocht in
Wij vochten in
Jullie vochten in
Zij vochten in
Verleden tijd van invochten
Ik vochtte in
Jij/U vochtte in
Hij/Zij/Het vochtte in
Wij vochtten in
Jullie vochtten in
Zij vochtten in
Voltooid deelwoord van invochten
ingevocht
Tegenwoordig deelwoord van invochten
invochtend