Werkwoorden vervoegen
investigeren
Tegenwoordige tijd investigeren
Ik investigeer
Jij investigeert
investigeer jij?
U investigeert
Hij/Zij/Het investigeert
Wij investigeren
Jullie investigeren
Zij investigeren
Verleden tijd van investigeren
Ik investigeerde
Jij/U investigeerde
Hij/Zij/Het investigeerde
Wij investigeerden
Jullie investigeerden
Zij investigeerden
Voltooid deelwoord van investigeren
geïnvestigeerd
Tegenwoordig deelwoord van investigeren
investigerend