Werkwoorden vervoegen
hospitaliseren
Tegenwoordige tijd hospitaliseren
Ik hospitaliseer
Jij hospitaliseert
hospitaliseer jij?
U hospitaliseert
Hij/Zij/Het hospitaliseert
Wij hospitaliseren
Jullie hospitaliseren
Zij hospitaliseren
Verleden tijd van hospitaliseren
Ik hospitaliseerde
Jij/U hospitaliseerde
Hij/Zij/Het hospitaliseerde
Wij hospitaliseerden
Jullie hospitaliseerden
Zij hospitaliseerden
Voltooid deelwoord van hospitaliseren
gehospitaliseerd
Tegenwoordig deelwoord van hospitaliseren
hospitaliserend