Werkwoorden vervoegen
frijnen
Tegenwoordige tijd frijnen
Ik frijn
Jij frijnt
frijn jij?
U frijnt
Hij/Zij/Het frijnt
Wij frijnen
Jullie frijnen
Zij frijnen
Verleden tijd van frijnen
Ik frijnde
Jij/U frijnde
Hij/Zij/Het frijnde
Wij frijnden
Jullie frijnden
Zij frijnden
Voltooid deelwoord van frijnen
gefrijnd
Tegenwoordig deelwoord van frijnen
frijnend