Werkwoorden vervoegen
expatriëren
Tegenwoordige tijd expatriëren
Ik expatrieer
Jij expatrieert
expatrieer jij?
U expatrieert
Hij/Zij/Het expatrieert
Wij expatriëren
Jullie expatriëren
Zij expatriëren
Verleden tijd van expatriëren
Ik expatrieerde
Jij/U expatrieerde
Hij/Zij/Het expatrieerde
Wij expatrieerden
Jullie expatrieerden
Zij expatrieerden
Voltooid deelwoord van expatriëren
geëxpatrieerd
Tegenwoordig deelwoord van expatriëren
expatriërend