Werkwoorden vervoegen
equiperen
Tegenwoordige tijd equiperen
Ik equipeer
Jij equipeert
equipeer jij?
U equipeert
Hij/Zij/Het equipeert
Wij equiperen
Jullie equiperen
Zij equiperen
Verleden tijd van equiperen
Ik equipeerde
Jij/U equipeerde
Hij/Zij/Het equipeerde
Wij equipeerden
Jullie equipeerden
Zij equipeerden
Voltooid deelwoord van equiperen
geëquipeerd
Tegenwoordig deelwoord van equiperen
equiperend