Werkwoorden vervoegen
embeteren
Tegenwoordige tijd embeteren
Ik embeteer
Jij/U embeteert
Hij/Zij/Het embeteert
Wij embeteren
Jullie embeteren
Zij embeteren
Verleden tijd van embeteren
Ik embeteerde
Jij/U embeteerde
Hij/Zij/Het embeteerde
Wij embeteerden
Jullie embeteerden
Zij embeteerden
Voltooid deelwoord van embeteren
geëmbeteerd
Tegenwoordig deelwoord van embeteren
embeterend