Werkwoorden vervoegen
dubbelchecken
Tegenwoordige tijd dubbelchecken
Ik dubbelcheck
Jij dubbelcheckt
dubbelcheck jij?
U dubbelcheckt
Hij/Zij/Het dubbelcheckt
Wij dubbelchecken
Jullie dubbelchecken
Zij dubbelchecken
Verleden tijd van dubbelchecken
Ik dubbelcheckte
Jij/U dubbelcheckte
Hij/Zij/Het dubbelcheckte
Wij dubbelcheckten
Jullie dubbelcheckten
Zij dubbelcheckten
Voltooid deelwoord van dubbelchecken
gedubbelcheckt
Tegenwoordig deelwoord van dubbelchecken
dubbelcheckend