Werkwoorden vervoegen
doorzieken
Tegenwoordige tijd doorzieken
Ik ziek door
Jij ziekt door
ziek jij door?
U ziekt door
Hij/Zij/Het ziekt door
Wij zieken door
Jullie zieken door
Zij zieken door
Verleden tijd van doorzieken
Ik ziekte door
Jij/U ziekte door
Hij/Zij/Het ziekte door
Wij ziekten door
Jullie ziekten door
Zij ziekten door
Voltooid deelwoord van doorzieken
doorgeziekt
Tegenwoordig deelwoord van doorzieken
doorziekend