Werkwoorden vervoegen
doorstaan (ondergaan, verduren)
Tegenwoordige tijd doorstaan
Ik doorsta
Jij doorstaat
doorsta jij?
U doorstaat
Hij/Zij/Het doorstaat
Wij doorstaan
Jullie doorstaan
Zij doorstaan
Verleden tijd van doorstaan
Ik doorstond
Jij/U doorstond
Hij/Zij/Het doorstond
Wij doorstonden
Jullie doorstonden
Zij doorstonden
Voltooid deelwoord van doorstaan
doorstaan
Tegenwoordig deelwoord van doorstaan
doorstaand