Werkwoorden vervoegen
doorredeneren
Tegenwoordige tijd doorredeneren
Ik redeneer door
Jij redeneert door
redeneer jij door?
U redeneert door
Hij/Zij/Het redeneert door
Wij redeneren door
Jullie redeneren door
Zij redeneren door
Verleden tijd van doorredeneren
Ik redeneerde door
Jij/U redeneerde door
Hij/Zij/Het redeneerde door
Wij redeneerden door
Jullie redeneerden door
Zij redeneerden door
Voltooid deelwoord van doorredeneren
doorgeredeneerd
Tegenwoordig deelwoord van doorredeneren
doorredenerend