Werkwoorden vervoegen
djakken
Tegenwoordige tijd djakken
Ik djak
Jij djakt
djak jij?
U djakt
Hij/Zij/Het djakt
Wij djakken
Jullie djakken
Zij djakken
Verleden tijd van djakken
Ik djakte
Jij/U djakte
Hij/Zij/Het djakte
Wij djakten
Jullie djakten
Zij djakten
Voltooid deelwoord van djakken
gedjakt
Tegenwoordig deelwoord van djakken
djakkend