Werkwoorden vervoegen
delegitimeren
Tegenwoordige tijd delegitimeren
Ik delegitimeer
Jij delegitimeert
delegitimeer jij?
U delegitimeert
Hij/Zij/Het delegitimeert
Wij delegitimeren
Jullie delegitimeren
Zij delegitimeren
Verleden tijd van delegitimeren
Ik delegitimeerde
Jij/U delegitimeerde
Hij/Zij/Het delegitimeerde
Wij delegitimeerden
Jullie delegitimeerden
Zij delegitimeerden
Voltooid deelwoord van delegitimeren
gedelegitimeerd
Tegenwoordig deelwoord van delegitimeren
delegitimerend