Werkwoorden vervoegen
decaperen
Tegenwoordige tijd decaperen
Ik decapeer
Jij decapeert
decapeer jij?
U decapeert
Hij/Zij/Het decapeert
Wij decaperen
Jullie decaperen
Zij decaperen
Verleden tijd van decaperen
Ik decapeerde
Jij/U decapeerde
Hij/Zij/Het decapeerde
Wij decapeerden
Jullie decapeerden
Zij decapeerden
Voltooid deelwoord van decaperen
gedecapeerd
Tegenwoordig deelwoord van decaperen
decaperend