Werkwoorden vervoegen
binnenschieten
Tegenwoordige tijd binnenschieten
Ik schiet binnen/binnenschiet
Jij schiet binnen/binnenschiet
schiet binnen
U schiet binnen/binnenschiet
Hij/Zij/Het schiet binnen/binnenschiet
Wij schieten binnen/binnenschieten
Jullie schieten binnen/binnenschieten
Zij schieten binnen/binnenschieten
Verleden tijd van binnenschieten
Ik schoot binnen/binnenschoot
Jij/U schoot binnen/binnenschoot
Hij/Zij/Het schoot binnen/binnenschoot
Wij schoten binnen/binnenschoten
Jullie schoten binnen/binnenschoten
Zij schoten binnen/binnenschoten
Voltooid deelwoord van binnenschieten
binnengeschoten
Tegenwoordig deelwoord van binnenschieten
binnenschietend