Werkwoorden vervoegen
binnenrijden
Tegenwoordige tijd binnenrijden
Ik rijd binnen/binnenrijd/binnenrij/rij binnen
Jij rijdt binnen/binnenrijdt
rij binnen/rijd binnen
U rijdt binnen/binnenrijdt
Hij/Zij/Het rijdt binnen/binnenrijdt
Wij rijden binnen/binnenrijden
Jullie rijden binnen/binnenrijden
Zij rijden binnen/binnenrijden
Verleden tijd van binnenrijden
Ik reed binnen/binnenreed
Jij/U reed binnen/binnenreed
Hij/Zij/Het reed binnen/binnenreed
Wij reden binnen/binnenreden
Jullie reden binnen/binnenreden
Zij reden binnen/binnenreden
Voltooid deelwoord van binnenrijden
binnengereden
Tegenwoordig deelwoord van binnenrijden
binnenrijdend