Werkwoorden vervoegen
binnenlaten
Tegenwoordige tijd binnenlaten
Ik laat binnen/binnenlaat
Jij laat binnen/binnenlaat
laat binnen
U laat binnen/binnenlaat
Hij/Zij/Het laat binnen/binnenlaat
Wij laten binnen/binnenlaten
Jullie laten binnen/binnenlaten
Zij laten binnen/binnenlaten
Verleden tijd van binnenlaten
Ik liet binnen/binnenliet
Jij/U liet binnen/binnenliet
Hij/Zij/Het liet binnen/binnenliet
Wij lieten binnen/binnenlieten
Jullie lieten binnen/binnenlieten
Zij lieten binnen/binnenlieten
Voltooid deelwoord van binnenlaten
binnengelaten
Tegenwoordig deelwoord van binnenlaten
binnenlatend