Werkwoorden vervoegen
binnenblijven
Tegenwoordige tijd binnenblijven
Ik blijf binnen/binnenblijf
Jij blijft binnen/binnenblijft
blijf binnen
U blijft binnen/binnenblijft
Hij/Zij/Het blijft binnen/binnenblijft
Wij blijven binnen/binnenblijven
Jullie blijven binnen/binnenblijven
Zij blijven binnen/binnenblijven
Verleden tijd van binnenblijven
Ik bleef binnen/binnenbleef
Jij/U bleef binnen/binnenbleef
Hij/Zij/Het bleef binnen/binnenbleef
Wij bleven binnen/binnenbleven
Jullie bleven binnen/binnenbleven
Zij bleven binnen/binnenbleven
Voltooid deelwoord van binnenblijven
binnengebleven
Tegenwoordig deelwoord van binnenblijven
binnenblijvend