Werkwoorden vervoegen
bijkruiden
Tegenwoordige tijd bijkruiden
Ik kruid bij
Jij kruidt bij
kruid jij bij?
U kruidt bij
Hij/Zij/Het kruidt bij
Wij kruiden bij
Jullie kruiden bij
Zij kruiden bij
Verleden tijd van bijkruiden
Ik kruidde bij
Jij/U kruidde bij
Hij/Zij/Het kruidde bij
Wij kruidden bij
Jullie kruidden bij
Zij kruidden bij
Voltooid deelwoord van bijkruiden
bijgekruid
Tegenwoordig deelwoord van bijkruiden
bijkruidend