Werkwoorden vervoegen
bierbrouwen
Tegenwoordige tijd bierbrouwen
Ik brouw bier
Jij brouwt bier
brouw jij bier?
U brouwt bier
Hij/Zij/Het brouwt bier
Wij brouwen bier
Jullie brouwen bier
Zij brouwen bier
Verleden tijd van bierbrouwen
Ik brouwde bier
Jij/U brouwde bier
Hij/Zij/Het brouwde bier
Wij brouwden bier
Jullie brouwden bier
Zij brouwden bier
Voltooid deelwoord van bierbrouwen
biergebrouwen
Tegenwoordig deelwoord van bierbrouwen
bierbrouwend