Werkwoorden vervoegen
bevooroordelen
Tegenwoordige tijd bevooroordelen
Ik bevooroordeel
Jij bevooroordeelt
bevooroordeel jij?
U bevooroordeelt
Hij/Zij/Het bevooroordeelt
Wij bevooroordelen
Jullie bevooroordelen
Zij bevooroordelen
Verleden tijd van bevooroordelen
Ik bevooroordeelde
Jij/U bevooroordeelde
Hij/Zij/Het bevooroordeelde
Wij bevooroordeelden
Jullie bevooroordeelden
Zij bevooroordeelden
Voltooid deelwoord van bevooroordelen
bevooroordeeld
Tegenwoordig deelwoord van bevooroordelen
bevooroordelend