Werkwoorden vervoegen
bepoederen
Tegenwoordige tijd bepoederen
Ik bepoeder
Jij bepoedert
bepoeder jij?
U bepoedert
Hij/Zij/Het bepoedert
Wij bepoederen
Jullie bepoederen
Zij bepoederen
Verleden tijd van bepoederen
Ik bepoederde
Jij/U bepoederde
Hij/Zij/Het bepoederde
Wij bepoederden
Jullie bepoederden
Zij bepoederden
Voltooid deelwoord van bepoederen
bepoederd
Tegenwoordig deelwoord van bepoederen
bepoederend