Werkwoorden vervoegen
beloeren
Tegenwoordige tijd beloeren
Ik beloer
Jij beloert
beloer jij?
U beloert
Hij/Zij/Het beloert
Wij beloeren
Jullie beloeren
Zij beloeren
Verleden tijd van beloeren
Ik beloerde
Jij/U beloerde
Hij/Zij/Het beloerde
Wij beloerden
Jullie beloerden
Zij beloerden
Voltooid deelwoord van beloeren
beloerd
Tegenwoordig deelwoord van beloeren
beloerend