Werkwoorden vervoegen
arroseren
Tegenwoordige tijd arroseren
Ik arroseer
Jij arroseert
arroseer jij?
U arroseert
Hij/Zij/Het arroseert
Wij arroseren
Jullie arroseren
Zij arroseren
Verleden tijd van arroseren
Ik arroseerde
Jij/U arroseerde
Hij/Zij/Het arroseerde
Wij arroseerden
Jullie arroseerden
Zij arroseerden
Voltooid deelwoord van arroseren
gearroseerd
Tegenwoordig deelwoord van arroseren
arroserend