Werkwoorden vervoegen
afzekeren
Tegenwoordige tijd afzekeren
Ik zeker af
Jij zekert af
zeker jij af?
U zekert af
Hij/Zij/Het zekert af
Wij zekeren af
Jullie zekeren af
Zij zekeren af
Verleden tijd van afzekeren
Ik zekerde af
Jij/U zekerde af
Hij/Zij/Het zekerde af
Wij zekerden af
Jullie zekerden af
Zij zekerden af
Voltooid deelwoord van afzekeren
afgezekerd
Tegenwoordig deelwoord van afzekeren
afzekerend