Werkwoorden vervoegen
aanvoelen
Tegenwoordige tijd aanvoelen
Ik voel aan/aanvoel
Jij voelt aan/aanvoelt
voel aan
U aanvoelt/voelt aan
Hij/Zij/Het voelt aan/aanvoelt
Wij voelen aan/aanvoelen
Jullie voelen aan/aanvoelen
Zij voelen aan/aanvoelen
Verleden tijd van aanvoelen
Ik voelde aan/aanvoelde
Jij/U voelde aan/aanvoelde
Hij/Zij/Het voelde aan/aanvoelde
Wij voelden aan/aanvoelden
Jullie voelden aan/aanvoelden
Zij voelden aan/aanvoelden
Voltooid deelwoord van aanvoelen
aangevoeld
Tegenwoordig deelwoord van aanvoelen
aanvoelend