Werkwoorden vervoegen
aanlengen
Tegenwoordige tijd aanlengen
Ik leng aan/aanleng
Jij lengt aan/aanlengt
leng aan
U lengt aan/aanlengt
Hij/Zij/Het lengt aan/aanlengt
Wij lengen aan/aanlengen
Jullie lengen aan/aanlengen
Zij lengen aan/aanlengen
Verleden tijd van aanlengen
Ik lengde aan/aanlengde
Jij/U lengde aan/aanlengde
Hij/Zij/Het lengde aan/aanlengde
Wij lengden aan/aanlengden
Jullie lengden aan/aanlengden
Zij lengden aan/aanlengden
Voltooid deelwoord van aanlengen
aangelengd
Tegenwoordig deelwoord van aanlengen
aanlengend