WINTERANDIJVIE, v.;
...APPEL, m. (-s, -en), appel die in den winter goed is;
...ARBEID, m. werk dat des winters verricht wordt;
...AVOND, m. (-en), avond in het winterseizoen, lange avond;
...BED, o. het winterbed eener rivier, bedding ’s winters;
...BLOEM, v. (-en), bloem die in den winter of het vroege voorjaar bloeit;
...BOEI, m. (dicht.) ijsdek op rivieren en vaarten : de Rijn ontslagen van zijn winterboei;
...BORSTROK, m. (-ken), borstrok dien men ’s winters draagt, dikke borstrok;
...BOTER, v. hooi- of stalboter;
...BRAMSTENG, m. (-en), (zeew.) bramsteng met korten top;
...BRAMZEIL, o. (-en), (zeew.);
...BREEDTE, v. (-n), de winterbreedte eener rivier, breedte die de rivier ’s winters heeft, vaak drie- of viermaal zooveel als de zomerbreedte;
...BROEK, v. (-en), dikke broek, broek die men ’s winters draagt;
...BUI, v. (-en), kortstondig slecht weer in den winter;
...CONCERT, o. (-en),
...CURSUS, m. (-sen), concert, cursus alleen des winters gehouden ;
...DAG, m. (-en), dag in den winter, korte dag; bij winterdag, gedurende den winter, des winters; des winterdags, gedurende den winter.