WILDRUIT, o. (plantk.) bergruit;
...SMAAK, m. smaak van wildbraad;
...STAND, m. wildrijkheid;
...STROOPEN, o. onbevoegd ter jacht gaan, op eens anders grond jagen, wilddieverij plegen ;
...STROOPER, m. (-s), wilddief;
...STROOPERIJ, v.;
...VANG-, m. (-en), dier op de jacht met een strik gevangen ; inz. een dier dat in de wildernis opgegroeid is, een wild, ongetemd paard; (fig.) onbesuisd mensch, zorgelooze.