WESPENANGEL, m. (-s), angel der wespen;
...BOOM, m. (-en), (plantk.) papenmuts ;
...DIEF, m. (...ven), eene soort van valk, ook bijenarend geheeten (permis apivorus), die in het najaar naar warmere streken trekt en zich bij voorkeur aan zoomen van bosschen ophoudt; hij voedt zich met kikvorschen, hagedissen, rupsen en kevers, maar vooral met wespen, bijen en hommels, waaraan hij zijn naam ontleent:
...EI, o. (-eren);
...ETER, m. (-s), (nat. bist.) hij ene ter ;
...HONIG,
...HONING, m. honi(n)g door wespen verzameld ;
...NEST, o. (-en), nest van wespen; (fig.) een wespennest verstoren, vele kwalijkgezinde lieden tegen zich in beweging brengen; zich in een wespennest steken;
...VALK, m. (-en), (nat. hist.) wespendief.