WELDADIG, bn. bw. (-er, -st), WELDADIGLIJK, bw. weldoende, liefdadig, goed voor armen en behoeftigen : hij geeft weldadig een gedeelte zijner inkomsten aan de armen; weldadige menschen;
— heilzaam: een weldadige regen; een weldadigen invloed ergens op hebben; die algemeene hulpvaardigheid doet weldadig aan.