WEDDEN - (wedde, heeft gewed), iets beweren tegenover de bewering van anderen : ik wed tien tegen een; ik wed om vijf gulden, dat het waar is, wanneer het niet waar is, betaal ik vijf gulden;
— ik wil wedden en goeddoen, ik ben er zeker van dat het mij gelukken zou, als ik het ondernam. WEDDING, v. het wedden, weddenschap;
— (zeew.) eene maand soldij.