VOORZOLDER - m. (-s), het voorste gedeelte van den zolder;
...ZOMER, m. (-s), begin van den zomer ;
...ZOOM, m. (-en), zoom aan den voorkant van iets ;
...ZOON, m. (...zonen, -s), zoon uit een vroeger huwelijk ; (ook) onwettige zoon ;
...ZORG, v. (-en), het zorgen voor iets : uit voorzorg iets doen ; met de noodige voorzorg iets verrichten ;
—, (-en), voorbehoedmiddel.
VOORZORGSKAS, v. (-sen), geld dat men uit voorzorg ter zijde legt, bespaart;
...MAATREGEL, m. (-s), maatregel dien men uit voorzorg neemt.