VOORTVRAGEN - voortgaan met vragen;
...VRETEN, aanhouden met eten; snel vreten;
...VRIEZEN, verder vriezen, doorvriezen;
...VUREN;
...WAAIEN, verder waaien, doorwaaien, sterk waaien; wegwaaien;
...WAGGELEN, waggelende voortgaan;
...WANDELEN, verder wandelen;
...WASSCHEN;
...WASSEN;
...WEENEN;
...WEGEN;
...WENTELEN;
...WERKEN;
...WERPEN, verder werpen; voor zich uit werpen, smijten;
...WEVEN;
...WIEDEN, verder, sneller wieden;
...WIEGEN;
...WIELEN, verder ronddraaien; onophoudelijk rondwielen;
— voortgaan met wielrijden; zich door wielrijden verplaatsen;
...WILLEN (Dit werkw. kan slechts voorkomen in zinnen, waarin woordellipse bestaat: ik wil voort (gaan, rijden enz.);
...WINNEN;
...WITTEN;
...WOEDEN;
...WOEKEREN;
...WORMEN;
...WORSTELEN;
...WRINGEN;
...WROETEN;
...WURMEN, voortgaan met wurmen;
...ZAAIEN;
...ZAGEN;
...ZEGGEN, verder zeggen, verspreiden; zegt het voort (formulier onder aankondigingen);
...ZEILEN;
...ZENDEN;
...ZETTEN, vervolgen, aanhouden.
VOORTZETTING, v. het voortzetten, vervolg.