VOORBIJ - vz. aan de voorzijde langs iets gaan en verder gaan : hij gaat voorbij het huis;
— verder dan : hij woont voorbij het stadhuis;
—, bw. hetwelk de richting eener beweging langs iem. of iets aanduidt : laat mij voorbij;
— verder : het onweer trekt voorbij; ons lijden zal weldra voorbij zijn, ten einde zijn; die tijden zijn voorbij, bestaan niet meer. ( Voorbij vormt met verschillende werkw. scheidbare samenstellingen die dan beteekenen : door de werking komen of brengen in den toestand, door voorbij uitgedrukt. Voor de vervoeging dier werkw. zie men bij de enkelvoudige).