VICARIS - m. (-sen), plaatsvervanger, ieder die eenig ambt of bediening ter vervanging van den eigenlijken titularis waarneemt; Apostolische vicaris, een aanzienlijk geestelijke, door den Paus gevolmachtigd tot het zelfstandig uitvoeren van en beslissen in bepaalde zaken in de missielanden;
— GENERAAL, plaatsvervanger van een bisschop.