VERZUREN - (verzuurde, heeft en is verzuurd), zuur maken, worden: de haring verzuurt in eene week; de melk verzuurt door de hitte; die wijn is verzuurd; (gew.) die jongen heeft zijne broek verzuurd, heeft zich bedaan;
— (spr.) wat in het vat is, verzuurt niet, zie VAT;
— (fig.) onaangenaam maken: zoo wordt mij ieder genot verzuurd; iem. het leven verzuren;
—(zeew.) het weer begint te verzuren, slechter te worden. VERZURING, v. het verzuren.