VERSMIJTEN - (versmeet, heeft versmeten), elders smijten, wegsmijten : boeken versmijten; zijne kleeren versmijten, af danken ;
— (fig.) zijn geluk versmijten, vergooien, verwaarloozen ; hij heeft zich versmeten, zijn geluk versmeten ;
— versmaden : een aanbod versmijten ;
— omgooien : de koe heeft het kalf versmeten.