VERSMADEN - (versmaadde, heeft versmaad), verachten, minachten : het heerlijkste eten versmaadt hij ; een geschenk versmaden;
— verwerpen : dat aanbod, die betrekking versmaadt hij ; iemands liefde versmaden, afwijzen, beneden zich achten ;
— met smaad bejegenen: men moet de armen niet versmaden. VERSMADING, v. het versmaden.