VERSCHIKKEN - (verschikte, heeft verschikt), anders schikken, plaatsen of leggen : zijne boeken, de meubelen verschikken ;
— verplaatsen : verschik een weinig ;
— (w. g.) uitstellen : kunt ge uw bezoek, uwe les niet op morgen verschikken ? VERSCHIKKING, v. (-en), het verschikken, verplaatsing, uitstel.