VERSAGEN - (versaagde, heeft versaagd), ontstellen, bang worden; (ook) vrees wekken: 't Hoen versaagde nooit; wel versaagde hij de Spanjaarden, schrik aanjagen;
— tegenspoed doet iem. gauw versagen, ontmoedigen ; in het ongeluk moet men niet versagen, den moed verliezen, opgeven.